De afgodendienaars
daagden de profeet
herhaaldelijk uit en verzochten hem wonderen te verrichten. De
vooraan-staanden hebben zich op een gegeven moment verzameld in
de gewijde moskee voor beraad en stuurden iemand naar de profeet
om hem te spreken.
De profeet
hechtte veel belangstelling hen naar het rechte pad te leiden
zoals Allah, de Verhevene, heeft gezegd:
"En misschien zou jij (O Mohammed) jezelf
na hun afwenden vernietigen van verdriet, wanneer zij niet in
dit bericht (de Koran) geloven." (Surah 18: Ayah 6).
Hij kwam snel naar hen toe met de hoop dat zij zich tot de Islam
zouden bekeren. Zij zeiden: ,,Je vertelt ons dat gezanten wonderen
hebben verricht; de stok van Moesa, het dier van Thamoed en Iesa
die doden kon laten herleven. Laat ons dan een wonder zien zoals
de vorige gezanten."
Zij dachten dat gezanten in staat waren zelf deze wonderen te
verrichten en het tijdstip zelf daarvoor te bepalen zoals andere
mensen hun gewone daden verrichten. De afgodendienaars stelden
de profeet
voor om de "safaa" in goud te veranderen, de bergen
te laten verdwijnen, de grond plat te maken, rivieren te laten
stromen of om hun overleden voorouders te laten herrijzen zodat
zij konden geloven dat hij een gezant was:
"En zij zeiden (tegen Mohammed): "Wij
zullen jou nooit geloven, totdat jij voor ons een bron uit de
aarde doet opwellen. Of jij een tuin met dadelpalmen en druivenstruiken
hebt, en dan overvloedige rivieren uit hun midden doet ontspringen.
Of jij de hemel in stukken op ons neer doet vallen, zoals jij
ons beweert, of jij Allah en de Engelen vr ons brengt. Of jij
een huis van goud hebt, of naar de hemel opstijgt, en wij zullen
jouw opstijging nooit geloven, totdat jij een boek naar ons neerzendt,
dat wij kunnen lezen"." (Surah 17: Ayah 90 t/m 93).
Zij toonden zich bereid om zich tot de Islam te bekeren als zou
blijken dat de profeet
in staat was aan hun verzoek te voldoen;
"En zij hebben bij Allah dure eden gezworen
dat, indien er een Teken tot hen zou komen, zij er zeker door
zouden geloven." (Surah 6: Ayah 109).
De profeet
heeft vervolgens Allah, de Verhevene, aangeroepen hen te laten
zien wat zij allemaal vroegen. Hij hoopte dat zij daarom alsnog
zouden geloven. Jibriel verscheen toen bij de profeet
. Hij heeft hem de keuze voorgelegd dat Allah, de Verhevene, aan
hen de wonderen liet zien waar zij om vroegen. Maar wie daarna
nog ongelovig zou blijven, stond een zeer pijnlijke bestraffing
te wachten dat geen ander schepsel had gekregen, of dat Allah,
de Verhevene, de mogelijkheid openliet tot vergiffenis en genade,
maar geen van de wonderen zou verrichten. De profeet
koos voor het laatste alternatief: ,,De poort van vergiffenis
en genade."
Toen de profeet
deze keuze had gemaakt, heeft Allah het antwoord voor de verzoeken
van de afgoden-dienaars neergezonden. Hij zei:
"Zeg (O Mohammed): ,,Heilig is mijn
Heer, ik ben niets anders dan een menselijke Boodschapper"."
(Surah 17: Ayah 93).
Hetgeen betekent: ,,Zeg dat ik niet in staat ben zelf deze wonderen
te verrichten want dat behoort toe aan Allah, de Verhevene, en
Hij heeft geen metgezellen daarin (d.i. het vermogen om wonderen
te verrichten).
Ik ben maar een mens zoals alle mensen en kan dus geen wonderenverrichten,
net zomin als andere mensen dat kunnen. Het enige wat mij bijzonder
maakt is het feit dat ik een boodschapper ben en dat ik openbaringen
krijg neergezonden. Jullie zijn geen boodschappers en krijgen
geen openbaringen. Ik ben niet degene die wonderen kan verrichten,
maar Allah, de Verhevene, kan mijn woorden eventueel bevestigen
door ze te laten verschijnen als Hij dat zou willen maar Hij kan
dat ook nalaten en dat is alleen maar in jullie voordeel."
Allah, de Verhevene, heeft deze betekenis benadrukt in soerat
Alan'am:
"Zeg: ,,Voorzeker, alle Tekenen zijn
bij Allah. En wat zal jullie doen weten, dat als er eenmaal (een
Teken tot hen) kwam, zij niet zouden geloven"." (Surah
6: Ayah 109).
De profeten en gezanten zijn niet degenen die deze wonderen verrichten
maar Allah, de Verhevene, is degene die ze laat verschijnen. Als
Allah, de Verhevene, door middel van deze gezanten wonderen laat
plaatsvinden, dan is het om hen te vereren en steun te betuigen
zodat hun gezantschap bevestigd wordt.
Allah, de Verhevene, heeft duidelijk laten weten dat de afgodendienaars
ook in het geval dat zij deze wonderen zouden zien, zij toch nog
ongelovig zouden blijven, ondanks het feit dat zij dure eden hadden
gezworen om in dat geval w?l te gaan geloven. Allah, de
Verhevene, heeft in dit verband gezegd:
"En al zouden wij Engelen tot hen neergezonden
hebben en zouden de doden tot hen gesproken hebben en zouden Wij
alle zaken (die Mohammad's Profeetschap bewijzen) voor hen verzameld
hebben, dan nog zouden zij niet geloven, tenzij Allah het wilde,
maar de meesten van hen zijn onwetend." (Surah 6: Ayah 111).
Allah, de Verhevene, heeft ook gezegd:
"En als er een oplezing (een geopenbaard
boek) zou zijn, waardoor de bergen verplaatst worden of de aarde
gespleten werd of de doden zouden kunnen spreken (dan zou dat
deze Koran zijn). Maar bij Allah berusten alle zaken. Weten degenen
die geloven niet, dat als Allah het zou willen, Hij zeker alle
mensen geleid zou hebben?" (Surah 13: Ayah 31).
Allah, de Verhevene, verwees in deze verzen naar Zijn handelwijze;
zodra de mensen een teken of een wonder vragen en niet geloven
als dat plaatsvindt, dan wordt hun bestraffing niet langer uitgesteld.
De handelwijze van Allah, de Verhevene, verandert niet. Hij wist
dat pas later de meeste mensen van Quraish gelovig zouden worden,
vandaar ook dat Hij, de Verhevene, de tekenen waarnaar zij hebben
gevraagd niet aan hen liet verschijnen.
De verscheuring van de maan
Toen de mensen van Quraish de wonderen waarnaar zij vroegen
niet kregen te zien, dachten zij dat de beste manier om de profeet
uit te dagen en hem te bedwingen zou zijn om hem voortdurend om
wonderen te blijven vragen. Op deze manier zouden zij de gewone
mensen ervan overtuigen dat hij een leugenaar en geen gezant was.
Zij gingen nog een stap verder en besloten hem om een wonder te
vragen zonder dat zij om iets specifieks vroegen. Zodoende hoopten
ze zijn onmacht aan de mensen te laten zien zodat ze niet in hem
zouden geloven. De afgoden-dienaars van Quraish kwamen naar de
profeet
en zeiden: ,,Heb je een teken waardoor wij kunnen zien dat je
een gezant bent."
De profeet
vroeg zijn Heer om hen een teken te laten zien, waarna Allah,
de Verhevene, de maan verscheurd in twee delen liet zien; het
ene deel boven de ene kant van de berg Abu-Qubais en het andere
deel boven de andere kant. De profeet
zei toen: ,,Jullie zijn hiervan getuigen." De mensen van
Quraish hebben dit teken duidelijk en gedurende een lange tijd
kunnen zien. Zij waren verbijsterd maar zijn ongelovig gebleven
en zeiden: ,,Dit is magie van de zoon van Abu Kabshah, Mohammed
heeft ons betoverd". Iemand van de aanwezigen zei:,,Als hij
jullie met zijn magie heeft kunnen be?nvloeden, dan lukt
het hem niet om alle mensen te be?nvloeden. Wij wachten tot
de eerste reizigers arriveren". Bij de aankomst van de reizigers
vroegen zij aan hen wat zij zagen. Hoewel zij de gebeurtenis bevestigden,
waren de mensen van Quraish vastbesloten ongelovig te blijven
en hun eigen verlangens te volgen.
Het leek alsof de verscheuring van de maan een voorbereiding
was voor een veel belangrijker gebeurtenis; "al'isra'e"
en "almi'raadj". Als men ooggetuige was geweest van
de verscheuring van de maan, dan werd het namelijk ook voor het
verstand aannemelijker om "al'isra'e" en "almi'raadj"
te accepteren. |