Zijn haar zag er ongekamd uit
en zijn hele verschijning was ruw. Hij was dun en pezig met weinig
vlees op zijn botten, dat het echt pijnlijk was om naar hem te
kijken. Echter in duels vocht hij dan geen ander en versloeg vele
tegenstanders en temidden van harde gevechten was hij een uitmuntende
krijger waar de tegenpartij rekening mee hield.
Hij was zo dapper en heldhaftig dat Omar (moge Allah tevreden
met hem zijn) ooit tegen al zijn gouverneurs en generaals heeft
gezegd dat ze hem nooit aan het hoofd van een leger als leider
moesten benoemen omdat hij anders al zijn manschappen de dood
in zal leiden door zijn gewaagde heldendaden. Deze man was Al-Baraa-e
ibn Maalik Al-Ansaari, de broer van Anas ibn Maalik (moge Allah
tevreden met hem zijn) (de persoonlijke bediende van de profeet
).
Als de heldhaftige daden van Al-Baraa-e ibn Maalik in details
verteld moeten worden dan zouden er honderden pagina voor nodig
zijn. Maar laat ??n voorbeeld voldoende zijn...
Dit specifieke verhaal begint slechts een paar uurtjes na het
overlijden van de profeet ,
toen vele Arabische stammen zich de rug keerden naar de Islam
in grote getale. Binnen een korte periode waren alleen de inwoners
van Mekka, Medina en Taa-if en wat stammen hier en daar in de
omgeving, die zich nog sterk aan de Islam vastklampten.
Aboe Bakr As-Siddieq (moge Allah tevreden met hem zijn), de opvolger
van de profeet , trad met
een harde hand tegen deze blinde en vernietigende beweging. Hij
mobiliseerde van de Moehaadjirien en Ansaar, elf verschillende
legereenheden elk onder een aparte generaal en stuurde ze naar
verschillende delen van het Arabisch schiereiland. Hun doel was
om de ketters weer het rechte pad op te leiden en de leiders van
de rebellen te confronteren.
De sterkste groep ketters en grootste in aantal waren de Banoe
Hanifah, waarin zich de oplichter Moesaylamah de leugenaar bevond,
die claimde dat hij een profeet was. Moesaylamah slaagde erin
om veertigduizend uitstekende vechters uit zijn stam te mobiliseren.
De meeste van hen volgden hem echter omwille van asabeyyah oftewel
stamverwantschap (patriottische woede) en niet omdat ze in hem
geloofden. Een van hen zei in feite: "Ik getuig dat Moesaylamah
is een oplichter en dat Mohammed is de ware maar de Oplichter
uit Rabi'ah (Moesaylamah) is ons dierbaarder dan de man van de
waarheid uit Moedar (Mohammed )."
Moesaylamah bracht een zware nederlaag aan het eerste leger dat
hem werd gestuurd onder leiding van 'Ikrimah ibn abi Djahl. Aboe
Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn) stuurde een andere leger
naar Moesaylamah, onder leiding van Het Verscherpte Zwaard Van
Allah, Khalid Ibn Al-Walid. Dit leger bestond uit la cr?me
de la cr?me van de metgezellen van beide de Ansaar en de
Moehaadjrien. In de frontlinies van dit leger was Al-Baraa-e ibn
Maalik en een groep van de meest moedige en gevreesde moslims.
De twee kampen ontmoetten op het territorium van de Banoe H'anifah
bij Yamamah in Nadjd. Het duurde niet lang en het gevecht neigde
gewonnen te worden door Moesaylamah en de zijnen. De moslim soldaten
begonnen zich terug te trekken uit hun posities. De manschappen
van Moesaylamah bestormden zelfs de tent van generaal Khaalid
ibn al-Walid (moge Allah tevreden met hem zijn) en verdreven hem
uit zijn positie. Ze zouden zelfs zijn vrouw hebben vermoord maar
iemand van hen had haar bescherming gegarandeerd.
Op dat moment, realiseerden de moslims zich in wat voor gevaarlijke
situatie zij zich verkeerden. Ze waren ook bewust van het feit
dat als zij ge?limineerd werden door Moesaylamah, dan zou
de Islam geen stand houden en zou Allah (Geprezen en Verheven
is Hij) Die geen partner kent, niet meer aanbeden worden in het
Arabische schiereiland hierna.
Khaalid (moge Allah tevreden met hem zijn) verzamelde zijn manschappen
nogmaals en reorganiseerde ze. Hij verdeelde de Moehaadjirien,
Ansaar en de verschillende stammen in drie hoofd groepen. Elk
van die groepen werd onder leiding gebracht van een eigen stamlid,
zodat de verliezen binnen elke groep makkelijk te achterhalen
konden worden.
Het gevecht laaide op. Er was zoveel schade en er waren zoveel
doden gevallen. De Moslims hadden nog nooit zoiets ervaren in
alle gevechten die ze hiervoor voerden. De mannen van Moesaylamah
bleven stand houden, zo stevig en ferm al hadden ze zoveel slachtoffers.
De moslims lieten ongelofelijk veel dapperheid en heldhaftigheid
zien van ongekende kaliber. Thaabiet Ibn Qays, de standaard drager
van de Ansaar, hij had een kuil gegraven en plantte zichzelf daarin
en bleef vechten tot hij gedood werd. De kuil die hij had gegraven
was meteen ook zijn graf. Zayd ibn El-Khattaab, broer van Omar
(moge Allah tevreden met hem zijn), riep de moslims op: "Mannen,
bijt op je kiezen, sla meedogenloos toe op de vijand en druk door.
Bij Allah, ik zal hierna niet spreken tot Moesaylamah is verslagen
of ik Allah heb ontmoet." Hij voerde daarna een charge op
de vijand en bleef vechten tot hij werd gedood. Saalim (moge Allah
tevreden met hem zijn), de mawla van Aboe H'oedhaifah, en standaard
drager van de Moehadjirien vertoonde onverwachte waarde. Zijn
mensen vreesden dat hij zwakte zou vertonen of te bang zal zijn
om te vechten. Tegen hen zei hij, "Als jullie erin slagen
mij in te halen, wat een slechte drager van Koran zal ik dan zijn."
Hij sprong daarna zeer gewaagd te midden van de vijandelijke rijen
en vocht tot hij als een martelaar viel.
De dapperheid van al deze mensen, kwijnt echter toch weg tegenover
de heldhaftigheid van Al-Baraa-e ibn Maalik moge Allah behaagd
zijn met hen allen.
Terwijl het gevecht wreder en woester werd, richtte Khalid (moge
Allah tevreden met hem zijn) zich tot Al-Baraa-e ibn Maalik en
zei: "Val aan, jonge man van de Ansaar." Al-Baraa-e
ibn Maalik keerde zich om naar zijn mensen en zei zijn legendarische
woorden die in de hemelen weerklonken: "O Ansaar, laat niemand
maar dan ook niemand van jullie aan terugkeer naar Medina denken.
Er is geen Medina voor jullie na deze dag. Er is alleen nog maar
Allah en dan Paradijs."
Hij en de Ansaar lanceerden hun aanvallen daarna tegen de moeshrikien
(ongelovigen), ze braken door hun linies en deelden flinke krachtstoten
uit tot ze uiteindelijk begonnen terug te trekken. De moeshrikien
zochten toevlucht in een tuin, die later de naam "De tuin
des doods" kreeg, omdat er zoveel doden daar vielen op die
dag. De tuin was omringd door hoge muren.
Moesaylamah en duizenden van zijn mannen gingen naar binnen en
sloten de poorten van de tuin achter ze en versterkten zich. Vanuit
hun nieuwe positie begonnen ze pijlen op de moslims te regenen.
De waaghals Al-Baraa-e ibn Maalik stapte naar voren en richtte
zich naar zijn gezelschap: "Zet mij op een schild, hijs het
schild op pijlen en slinger mij over de muren de tuin binnen naast
de poort. Ik zal dan sterven als een martelaar of de poort voor
jullie openen."
De magere en pezige Al-Baraa-e ibn Maalik werd meteen op een
schild gezet en werd zo te midden van de Tuin des Doods gegooid
in een war van Moesaylama's mannen. Hij daalde neer op ze als
een bliksemflits en zette het gevecht voort als een razende leeuw.
Velen vielen als muggen voor zijn zwaard en voordat hij de poort
kon openen kende zijn lichaam vele wonden.
De moslims drongen meteen binnen door de poorten en over de muren.
Het vechten was bitter en zeer vermoeiend. Honderden werden gedood
en uiteindelijk bereikten de moslims Moesaylamah de oplichter
en werd hij gedood.
Al-Baraa-e ibn Maalik werd op een draagkoets vervoerd naar Medina.
Khaalid ibn al-Walid bleef een maand lang voor hem zorgen tot
zijn vele wonden heelden. Door hem hadden moslim een overwinning
behaald op Moesaylamah.
Terwijl hij nog herstellende was van zijn wonden, bleef Al-Baraa-e
ibn Maalik verlangen naar martelaarschap dat hem in de Tuin des
Doods niet werd gegeven. Hij ging door met vechten, de ene slag
naar de andere, hopend zijn doel te bereiken en te sterven voor
Allah (Geprezen en Verheven is Hij) . Dat werd in vervulling gebracht
in de slag bij Toestar in Perzi?.
In Toestar waren de Perzen belegerd in een van hun opstandige
forten. De belegering duurde lang en toen de effecten daarvan
ondragelijk werden, hanteerden ze een andere tactiek. Vanuit de
muren van de forten, begonnen ze ijzeren kettingen te werpen met
aan het uiteinde gloeiende haken. De moslims werden door deze
haken getroffen en omhoog gehesen, dood of in folterende pijn.
Een van deze haken had Anas ibn Maalik te pakken, de broer van
Al-Baraa-e ibn Maalik. Zodra Al-Baraa-e ibn Maalik dat had gezien,
sprong hij snel op de muur van het fort en greep de ketting die
zich in zijn broer boorde en begon de haak van zijn lijf weg te
halen. Zijn hand begon te verbranden maar hij liet niet los tot
zijn broer werd verlost.
Al-Baraa-e ibn Maalik zelf stierf tijdens dat gevecht. Hij had
gebeden tot Allah om hem martelaarschap te garanderen en hij kreeg
het...
Heeft hij het verdiend of niet? .... |