Het was het vierde jaar na de
Hidjrah (Emigratie van de moslims van Makkah naar Al-Madinah).
De stad van de profeet
Al-Madinah was bedreigd van binnen en van buitenaf. Van binnen
door de invloedrijke joodse stam, Banoe An-Nadhir. Ze hadden hun
pacten en verdragen met de profeet verbroken en maakten plannen om hem te vermoorden.
Daarom werden ze uit Al-Madinah verjaagd en verbannen. Dat was
in de maand Safar.
Twee maanden later kreeg de profeet nieuws dat stammen van de vergelegen Nadjd van plan
waren om Al-Madinah binnen te vallen. Om ze voor te zijn verzamelde
de profeet een kracht
van meer dan 400 man. Tussen deze 400 mannen was een speciale
jonge man uit Al-Madinah (Ansari) genaamd 'Abbaad Ibn Bishr.
Gearriveerd in Nadjd, trof de profeet de stad van de vijand verlaten door de mannen
en trof daar alleen vrouwen en kinderen aan. De mannen waren in
de heuvels zich aan het voorbereiden voor het gevecht. De tijd
van het 'Asr-gebed kwam en inderdaad zelfs als men in oorlog is
moet men het gebed op tijd bidden. De profeet was bang dat de vijand hen aanviel tijdens
het verrichten van het gebed, dus heeft hij de moslims gerangschikt
en in twee groepen verdeeld en voerde hij Salat Alkhawf (Het gebed
tijdens een angstperiode). Met een groep verrichte ??n
rak'ah terwijl de andere groep waakte en bij de tweede rak'ah
wisselden de groepen zich af. Kijkend naar de discipline in het
islamitische leger werden de vijanden onrustig en angstig. Op
deze manier liet de profeet zijn macht en aanwezigheid voelen en ging weer terug
naar Al-Madinah met zijn leger.
Op de weg terug, heeft de profeet bevel gegeven om te kamperen in een vallei om te
overnachten en weer de tocht naar Al-Madinah te hervatten. De
profeet vroeg: "Wie
van jullie wil ons bewaken vannacht?" "Wij Wij, O boodschapper
van Allah, " zeiden 'Abbaad Ibn Bishr en 'Ammaar Ibn Yaassir.
'Ammaar Ibn Yaassir (uit Makkah) en 'Abbaad Ibn Bishr (uit Al-Madinah)
waren door de profeet
verbroederd toen de profeet naar Al-Madinah was gevlucht.
'Abbaad en 'Ammaar gingen naar het begin van de vallei om te
waken. 'Abbaad zag dat zijn "broer" erg vermoeid was
en vroeg hem: " Welk deel van de nacht wens je te slapen,
het eerste gedeelte of het tweede?" Ik zou graag gedurende
het eerste gedeelte van de nacht slapen, " zei 'Ammaar die
heel gauw uit vermoeidheid diep in slaap viel dicht bij 'Abbaad
.
De nacht was helder, kalm en vredig. De sterren, de bomen en
de rotsen schenen in stilte de zegeningen van hun Schepper te
vieren. 'Abbaad voelden een kalmte over zich heen. Er was geen
beweging waar te nemen en geen teken van dreiging. Waarom niet
de tijd doorbrengen in ?ibaadah (aanbidding) en wat Qor-aan
verzen reciteren, vroeg 'Abbaad zich af. Hoe heerlijk en rustgevend
zou het toch zijn om salat (gebed) te verrichten gepaard met een
mooie surah (hoofdstuk) van de Qor-aan, waar overigens 'Abbaad
erg van genoot.
In feite was 'Abbaad helemaal betoverd door de Qor-aan vanaf
het eerste moment hij de Qor-aan gereciteerd hoorde worden door
de prachtige stem van metgezel Moes'ab Ibn 'Oemayr. Dat was al
voor de Hidjra (Emigratie) toen 'Abbaad net vijftien was geworden.
Sindsdien had de Qor-aan een speciaal plekje in 'Abbaad's hart
gevonden en dag en nacht daarna hoorde men hem de heilige woorden
van Allah zoveel als hij kon reciteren. Zo veel dat hij tussen
de metgezellen van de profeet "De vriend van de Qor-aan" werd genoemd.
Laat in de nacht toen de profeet
een keer opstond om te bidden (Tahadjjoed) in het huis van Aisha
(moge Allah tevreden met haar zijn) die binnen de moskee was,
hoorde de profeet
een stem die Qor-aan las zo puur en mooi en vroeg aan Aisha (moge
Allah tevreden met haar zijn): "Is dit de stem van 'Abbaad
Ibn Bishr?" "Ja O boodschapper van Allah", antwoordde
zij. De profeet
zei: "O Allah vergeef hem" uit liefde voor 'Abbaad.
En zo in de stilte van de nacht aan het einde van de vallei van
Nadjd, stond 'Abbaad richting Makkah in alle vrede te bidden.
Na de opening met soera Al-Fatiha (Het begin) ging hij verder
met het reciteren van soera Al-Kahf (de grot) met zijn mooie en
pakkende stem. Het is een lange soera die 110 verzen kent en over
allerlei deugden van het geloof gaat zoals waarheid en geduld
gerelateerd aan de korte tijd die we hier op aarde leven.
Terwijl hij zo geabsorbeerd was door het reciteren en zich concentreerde
op de verlichtende woorden van wijsheid, besloop een vreemdeling
de randen van het vallei op zoek naar Mohammed en zijn volgelingen. Hij was een van
de mannen die gepland had om de profeet aan te vallen omdat zijn vrouw door de moslims
als gijzelaar was genomen. De man had gezworen niet terug te gaan
tot hij bloed had vergoten en zijn vrouw terug heeft gehaald.
Van afstand zag de man 'Abbaad's figuur afgetekend aan het begin
van de vallei en wist dus dat de profeet en zijn volgelingen in het vallei zijn.
In stilte trok hij aan zijn boog en schoot een pijl af. Feilloos
drong de pijl door het vlees van 'Abbaad.
In alle kalmte, en steeds geabsorbeerd door het gebed, trok 'Abbaad
de pijl uit zijn lichaam en ging gewoon door met bidden. De man
beschoot hem nogmaals met een tweede en derde pijl. 'Abbaad be?indigde
zijn recitatie en knielde (roekoe') en daarna soedjoed (neerwerping).
En met pijn en moeite sterkte hij zijn armen uit om zijn "broer"
'Ammaar wakker te maken. 'Ammaar werd wakker terwijl 'Abbaad zijn
gebed in stilte afmaakte en zei: " Sta op en waak in mijn
plaats ik ben geraakt". 'Ammaar sprong en begon te schreeuwen
terwijl hij de vijand in de duisternis zag vluchten. 'Ammaar ging
terug naar 'Abbaad terwijl die op de grond lag en het bloed stroomde
uit zijn wonden. "Ya Soebah'aana llaah (Alle glorie aan Allah)!
Waarom heb je me niet wakker gemaakt toen je voor het eerst werd
geraakt?" 'Abbaad zei: "Ik was in het midden van het
reciteren van de Qor-aan die mijn ziel vulde met ontzag en ik
wilde niet mijn recitatie onderbreken." "De profeet
had mij bevolen deze
soera uit mijn hoofd te leren en de dood heb ik liever dan dat
ik deze soera zou moeten onderbreken."
'Abbaad's toewijding aan de Qor-aan was een teken van zijn intense
toewijding en liefde voor Allah, Zijn profeet en Zijn religie. De kwaliteiten waarmee
hij bekend was, waren zijn constante verdieping in 'iebaadah,
zijn heldhaftige moed en zijn gulheid in Allah's pad. Ten tijde
van opoffering en dood was hij altijd aan de frontlinies en ten
tijde van het ontvangen van prijzen en lof was hij moeilijk te
vinden. Hij was altijd betrouwbaar in zijn handel met moslims
en niet-moslims. Aisha (moge Allah tevreden met haar zijn) de
vrouw van de profeet
zei: " Er zijn drie mensen tussen de ansar (bewooners van
Al-Madinah) waar niemand aan kan tippen wat betreft deugden: Sa'd
Ibn Moe'aadh, Oesayd Ibn Khoedayr en 'Abbaad Ibn Bishr."
'Abbaad stierf als een martelaar (Shahied) in de slag bij Al-Yamamah.
Vlak voor de slag begon had hij een sterk gevoel van dood en martelaarschap.
Hij merkte op dat er een gebrek aan wederzijds vertrouwen was
tussen de ansar (moslims uit Al-Madinah) en moehadjirien (moslims
uit Makkah).
Bij het breken van de dag toen de slag begon, stond 'Abbaad Ibn
Bishr op een heuvel en riep: "O Ansar onderscheid jezelf
tussen de mannen en laat de islam niet zakken" 'Abbaad bleef
preken tot ongeveer 400 man zich rond hem heen verzamelden. Met
deze manschappen ging 'Abbaad recht op de rijen van de vijand
af en verdreef deze tot de "tuinen des doods"
Aan de muren van deze tuinen viel 'Abbaad Ibn Bishr. Talrijk
waren zijn wonden hij was nauwelijks te herkennen. Hij leefde,
vocht en stierf als een gelovige.
|